Rekestnummer 98/166

Datum
Instantie
BER NL
Merk
MERKENKLAPPER
Depotnummer
Deposant
Maatschap Nederlandsch Octrooibureau
Tekst

Uitspraak : 24 december 1998
Rekestnr. : 98/166

Het GERECHTSHOF te 's-GRAVENHAGE, Kamer M C-5,

heeft de volgende beschikking gegeven op het verzoek van :

de Maatschap van Octrooi-, Merken- & Modellengemachtigden
Nederlandsch Octrooibureau,
gevestigd te 's-Gravenhage,

verzoekster,
procureur : mr H.C. Grootveld
advokaat : mr Ch. Gielen (Amsterdam),

tegen

Het BENELUX-MERKENBUREAU,
gevestigd te 's-Gravenhage,

verweerder,
procureur : mr C.J.J.C. van Nispen

De procedure

Bij verzoekschrift, dat op 10 maart 1998 ter griffie van het hof is ingekomen, heeft verzoekster, hierna te noemen : het NOB, het hof verzocht verweerder, hierna te noemen : het Bureau, te bevelen over te gaan tot inschrijving van het depot van het woordmerk MERKENKLAPPER, welk depot is verricht op 24 februari 1997 onder nummer 888356.

Het Bureau heeft bij verweerschrift, dat op 1 april 1998 ter griffie van het hof is ingekomen, verzocht het verzoek af te wijzen.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 december 1998. De advocaat van het NOB en de procureur van het Bureau hebben de standpunten van partijen toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen. Beide partijen hebben een beroep gedaan op producties.

Beoordeling van het verzoek

1. Het verzoekschrift is tijdig ingekomen.

2. Uit het verzoekschrift en de ten processe overgelegde bescheiden blijkt het volgende :

a. Het NOB heeft op 24 februari 1997 bij het Bureau het woordmerk MERKENKLAPPER gedeponeerd onder nummer 888356 voor waren in :

klasse 9 Magnetische, optische en elektronische gegevensdragers; software

klasse 16 Drukwerken, losbladige boekwerken en periodieke aanvullingen daarop,

en voor diensten in :

klasse 42 Informatie en advies op het gebied van intellectuele en industriëIe eigendom; het op internet ter beschikking stellen van databestanden bevattende informatie over intellectuele en industriële eigendom.

b. Het Bureau heeft bij brief van 4 juni 1997 aan het NOB laten weten de inschrijving van het depot voorlopig te weigeren. Als reden heeft het Bureau opgegeven :

Het teken MERKENKLAPPER is uitsluitend beschrijvend voor de in de klassen 9, 16 en 42 genoemde waren en diensten met betrekking tot klapper op het gebied van merken(recht). Derhalve mist het teken ieder onderscheidend vermogen zoals bedoeld in artikel 6bis, eerste lid onder a. van de Eenvormige Beneluxwet op de merken (...).

c. Bij brief van 27 november 1997 heeft het NOB bezwaar gemaakt tegen de voorlopige weigering van het merk MERKENKLAPPER.

d. Het Bureau heeft daarin geen aanleiding gezien de voorlopige weigering te herzien. Bij brief van 12 januari 1998 heeft het Bureau het NOB in kennis gesteld van zijn beslissing inhoudende de definitieve weigering van de inschrijving van het depot. De definitieve weigering is van dezelfde datum.

3. Het NOB heeft het hof op de voet van artikel 6ter van de Eenvormige Beneluxwet op de merken (BMW) verzocht het Bureau te bevelen tot inschrijving over te gaan.
Het NOB stelt zich op het standpunt dat het merk MERKENKLAPPER niet uitsluitend bestaat uit tekens of aanwijzingen, welke in de handel kunnen dienen tot aanduiding van de hoedanigheid van de waren - en naar het hof begrijpt: van de diensten - en dat dit merk onderscheidend vermogen heeft.

4. Het Bureau bestrijdt het standpunt van het NOB en heeft verzocht het verzoek af te wijzen.

5. In een drietal beschikkingen die op 3 december 1998 zijn uitgesproken, heeft het hof beslist dat het aan het Benelux-Gerechtshof en het Hof van Justitie prejudiciële vragen zal voorleggen. Die vragen betreffen kwesties die ook in deze procedure aan de orde zijn en waarover partijen van mening verschillen.

6. Het komt het hof weinig zinvol voor ook in deze zaak prejudiciële vragen te stellen. Er zouden namelijk geen andere vragen worden gesteld dan in de andere, onder 5 bedoelde zaken aan de orde komen. Daarom zal het hof de zaak PRO FORMA aanhouden tot 31 december 1999.
Mochten zich intussen ontwikkelingen voordoen die voor de beslissing in deze zaak van belang kunnen zijn, dan kan de meest gerede partij om voortzetting van de behandeling vragen. Voorts spreekt het voor zich dat partijen de gelegenheid zal worden geboden om, nadat de antwoorden op genoemde prejudiciële vragen bekend zijn, hun visie te geven op de betekenis daarvan voor het onderhavige geschil.

Beslissing

Het hof houdt - met inachtneming van het onder 6 overwogene - de zaak PRO FORMA aan tot 31 december 1999.

Deze beschikking is gegeven door mrs Brinkhof, Fasseur-van Santen en Van Sandick, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 december 1998, in tegenwoordigheid van de griffier.

Technisch onderhoud dinsdag 14 mei

Lees meer